AVB-Voertuigbeheersing

 

Er zijn 12 bijzondere verrichtingen die gebaseerd zijn op situaties in het dagelijks verkeer!
Het doel is om door deze manoeuvres aan te tonen dat je over voldoende voertuigbeheersing beschikt. En die voertuigbeheersing is dus cruciaal om goed en veilig deel te kunnen nemen in en aan het verkeer!

De examinator toetst of je voldoende voertuigbeheersing hebt aan de hand van 7 oefeningen. Daarvan zijn 4 verplichte oefeningen en 3 oefeningen zullen willekeurig gekozen worden. Elke oefening mag je 2 maal uitvoeren.

Let op:
Je behaalde AVB-examen is 12 maanden geldig. In die tijd moet je dus je AVD gaan behalen. Anders moet je je AVB opnieuw doen!


Onderstaand staan alle oefeningen afzonderlijk opgenomen, inclusief een beschrijving en video.
De verplichte oefeningen zijn in rood weergegeven.

Collega Robbert Dalsem toont alle oefeningen met tips en trucs in 1 TOTAAL-filmpje: alle oefeningen


CLUSTER 1
===========

1. Lopen met de motor

CLUSTER 2
============

2. Langzame slalom

3. Wegrijden parkeervak

4. Denkbeeldige acht

5. Stapvoets rijden

6. Halve draai L of R

CLUSTER 3
============

7. Uitwijkoefening
8. Snelle slalom

9. Vertragingsoefening

CLUSTER 4
============

10. Noodstop
11. Precisiestop
12. Stopproef

Cluster 1
Lopen met de motor

Cluster 2
Langzame slalom

Cluster 2
Wegrijden parkeervak

Zie filmpje

Je moet met twee handen aan het stuur de motor over een afstand van 10 meter lopend verplaatsen.

Daarbij moet je aan de linkerzijde van de motor lopen en het stuur zodanig vasthouden dat je de voorrem kunt bedienen.

 

Vervolgens moet je de motor achteruitlopen, in het parkeervak parkeren en met je rechtervoet op de de standaard zetten.

 

Daarna moet je de motor weer van de standaard afhalen
(rechtervoet) en vooruit het parkveervak uitlopen, naar rechts afbuigen en aan de rechterkant van de rijbaan lopen.

De bestuurder rijdt in een slalom (bochten links,- en rechtsom) tussen alle pylonnen door. De examinator let voornamelijk op het in balans houden van de motor in combinatie met een juiste bediening.

Bij deze oefening rijd je in rechte lijn aan op de eerste pylon (rijdend of vanuit stilstand), slalomt om 6 pylonnen en rijdt na de laatste pylon weer in een rechte lijn weer weg.

Je regelt de snelheid zonodig m.b.v. gas en de voetrem.

Het gebruik van de slippende koppeling is verplicht. Je stuurt vanuit de heupen of door verdraaiing van het stuur.

De bestuurder rijdt vanuit stilstand een gecontroleerde bocht naar links of rechts.

Bij deze oefening rijd je vanuit stilstand een gecontroleerde haakse bocht naar links of naar rechts. De examinator geeft aan welke richting je op moet gaan. Het is belangrijk dat je binnen de gemarkeerde rijbaan blijft. Na de bocht moet je enkele meters vooruit rijden.

Je houdt tijdens stilstand de linker- of de rechtervoet aan de grond.

Je regelt de snelheid met gas, koppeling en eventueel de voetrem.

Cluster 2
Denkbeeldige acht

Cluster 2
Stapvoets rijden

Cluster 2
Halve draai

De bestuurder rijdt een complete acht binnen een rechthoek. De examinator let op of je de juiste wijze van afschuinen benut om de bochtstraal te verkleinen.

Bij deze oefening rijd je een complete acht binnen een rechthoek. Je rijdt in de 1e versnelling met een licht trekkend motor aan één van de korte kanten en aan de rechterzijde de rechthoek in. Vervolgens rijd je naar het einde van de rechthoek. Aan het einde van de rechthoek begin je de linkerbocht (halve draai).

 

De examinator let op of je de juiste wijze van afschuinen toepast. Hierdoor ontstaat er namelijk een kleinere bochtstraal. Let hierbij wel op dat je een gelijkmatige snelheid aanhoudt.

 

Gebruik, indien nodig, daarvoor de voetrem en eventueel een slippende koppeling. Je rijdt een complete acht.

De bestuurder rijdt stapvoets in een rechte lijn over een afstand van 20 m. De examinator let voornamelijk op snelheid, balans en een juiste bediening.

Bij deze oefening rijd je in de 1e versnelling en kom je recht aanrijden. Je rijdt met een licht trekkende motor. Vervolgens houd je de snelheid van een voetganger aan over een afstand van 20 m. Rijd zoveel mogelijk in een rechte lijn met de (meelopende) examinator.

 

Je houd de snelheid zo constant mogelijk en gebruikt daarvoor een slippende koppeling en eventueel de voetrem.

 

Je komt tot stilstand voor het aangegeven richtpunt. Het gebruik van de voorrem is hierbij toegestaan. Tijdens het rijden moeten de voeten op de voetsteunen blijven.

De bestuurder maakt binnen een denkbeeldige rijbaanbreedte in één vloeiende beweging een halve draai naar links of naar rechts. Deze keuze is aan de examinator.

Bij deze oefening rijd je in de 1e versnelling met een licht trekkend motor aan de linker- dan wel de rechterzijde in.

Na de tweede pylon zet je de halve draai in en rijdt in een vloeiende beweging voor de denkbeeldige achterlijn terug in de richting vanwaar is gestart.

 

De examinator let op of je de juiste wijze van afschuinen toepast. Hierdoor ontstaat er namelijk een kleinere bochtstraal. Let hierbij wel op dat je een gelijkmatige snelheid aanhoudt.

 

Gebruik, indien nodig, daarvoor de voetrem en eventueel een slippende koppeling.

Cluster 3
Uitwijk

Cluster 3
Snelle slalom

Cluster 3
Vertraging

De bestuurder ontwijkt een obstakel door naar links uit te wijken. Na het uitwijken moet de bestuurder weer terugkomen op de eigen weghelft.

Je komt met een snelheid van 50 km/uur in de 3e versnelling aanrijden.

 

Je zet na het eerste poortje, zonder de remmen te gebruiken, de uitwijkbeweging naar links in (tegensturen is toegestaan).

 

Je ontwijkt het (denkbeeldige) obstakel en keert terug naar de eigen (denkbeeldige) weghelft.

 

Je passeert de laatste pylon rechts.

De bestuurder rijdt met een hogere snelheid in een vloeiende lijn een combinatie van linker- en rechterbochten.

Je rijdt in de 2e versnelling in een rechte lijn aan op de eerste pylon.

 

Je rijdt met een licht trekkende motor en houdt een constante snelheid aan van tenminste 30 km/uur.

 

Vervolgens rijd je in bochten een slalom en stuurt hierbij vanuit de heupen.

 

Je rijdt na de laatste pylon in een rechte lijn weer weg.

De bestuurder begint vanuit stilstand te accelereren naar een hogere snelheid gevolgd door een vertraging en een slalom.

Je trekt op vanuit stilstand tot een snelheid van 50 km/h Hierbij schakel je op tot tenminste de derde versnelling.

Je draait bij het poortje het gas dicht en remt direct met beide remmen tot een snelheid van 30 km/uur.

Vervolgens ontkoppel je en schakel je een versnelling terug.

Je slalomt om de pylonnen met een constante snelheid en met een licht trekkende motor.

Bij het slalommen stuur je vanuit de heupen. Belangrijk is bij deze oefening dat: het remmen op tijd is voltooid en de koppeling is losgelaten, voordat je begint met de slalom. Je rijdt na de laatste pylon in een rechte lijn weer weg.

Cluster 4
Noodstop

Cluster 4
Precisiestop

Cluster 4
Stopproef

De bestuurder voert een maximale remming uit zonder de controle over de motorfiets te verliezen.

Je rijdt aan met een constante snelheid van 50 km/uur in de 3e versnelling.

 

Je draait bij het poortje het gas dicht, zet de remming in en ontkoppelt direct ZONDER te schakelen. Gebruik hierbij de beide remmen, waarbij de voorrem belangrijk is.

Zorg er voor dat je een zo kort mogelijke remweg hebt en verlies de controle van je motorfiets niet.

De bestuurder voert een gelijkmatige remming uit met een vooraf bepaalde lengte.

Je rijdt aan met een constante snelheid van 50 km/uur in de 3e versnelling. Je draait bij het poortje het gas dicht en remt direct met beide remmen.

 

Verdeel je remweg over een lengte van 17 m. Zorg er voor dat je gelijkmatig remt en voorkom dat je grote correcties in remkracht nodig hebt. Je komt vlak voor het tweede poortje tot stilstand. Kort voor stilstand schakel je naar de eerste versnelling.

Je rijdt aan met een constante snelheid van 50 km/uur in de 3e versnelling.

Je draait bij het poortje het gas dicht en remt direct met beide remmen en ontkoppelt.

 

Zorg er voor dat je met een forse, technisch goede remming tot stilstand komt.

 

Je schakelt kort voor stilstand naar de eerste versnelling.

Het in werking laten treden van een ABS systeem is niet toegestaan.